Docent: overzicht werkvormen

 

Kenmerkend voor deze werkvormen is dat ze de interactie bevorderen tussen

de verschillende betrokkenen.

Leren van elkaar, ideeën genereren, keuzes maken, prioriteiten stellen, onderhandelen en zorgen voor opbrengst zijn de verschillende fasen van dit interactief proces.

 

Abc 1

Het opzet van deze werkvorm is om zoveel mogelijk voorkennis aan te spreken

bij de deelnemers. 

  • De deelnemers (duo) krijgen een flap waarop alle letters van het alfabet staan. Ze schrijven alle woorden op die ze associëren met het centrale thema.
  • De deelnemers wisselen hun kernwoorden uit met elkaar(duo of groepen van vier) en vullen elkaar aan.
  • De verschillende groepen schrijven al hun gevonden kernwoorden op een grote flap.Deze flap hang je op.
  • De deelnemers kunnen elkaars flappen bekijken en aanvullen met vragen of met andere kernwoorden. Dit doen ze met een andere kleurstift. Indien er geen plaats genoeg is om de vragen op te schrijven kan je hier werken met gekleurde zelfklevende memo’s waar ze hun naam opschrijven.
  • Nalopen van de verschillende flappen en de bijhorende vragen.

Afsprakencharter

Dit is een groot blad -liefst posterformaat -waarop alle beslissingen, afspraken en regels komen die de klas of een werkgroep neemt.

Babbelbox

Een babbelbox is een afgeschermde ruimte met een camera en een microfoon.

In deze ruimte kunnen de leerlingen alleen of in een groepje hun zegje komen doen

over wat zij belangrijk vinden en waarom.

Geef hen wel wat extra tijd om te wennen aan de camera en

zorg voor een zo concreet mogelijke vraag.

Babbelmarkt

Bij het werken met de babbelmarkt wordt er één centrale vraag gesteld.

Je schuift alle banken en stoelen aan de kant en leerlingen gaan in duo’s zitten en

wisselen hun ideetjes uit.  

Hierna moeten de leerlingen een top drie opstellen van wat zij de belangrijkste punten vinden.

Als ze daar mee klaar zijn, gaan ze langs bij een ‘markganger’.

Ze vertellen wat ze net besproken hebben en

vragen minstens één opmerking bij hun voorstellen.

Op het einde van de babbelmarkt worden alle voorstellen en opmerkingen genoteerd.

Brainstorm

Deze techniek heeft als doel om snel veel nieuwe ideeën over een bepaald onderwerp

te verzamelen.

Het kenmerk van een brainstormsessie is dat het waardeoordeel over de geopperde ideeën wordt uitgesteld totdat alle ideeën zijn opgesomd.

De volgende basisregels dienen in acht te worden genomen:

 

Geen kritiek

Bij aanvang wordt er niet gediscussieerd en wordt er dus ook geen kritiek gegeven

op de voorgestelde ideeën.

 

Aandacht op kwantiteit

Door zoveel mogelijk ideeën op te sommen,

is er altijd wel een idee dat na de eindbespreking bruikbaar blijkt.

 

Wilde ideeën zijn welkom

Deze maken nieuwe onverwachte toepassingen of inzichten mogelijk.

 

1+1=3

Het combineren van bestaande ideeën kan leiden tot nog betere ideeën om te realiseren.

Of de voorkennis kan uitgebreid worden door de inbreng van nieuwe elementen.

Het proces zelf bestaat uit de volgende 3 fasen:

 

1. Voorbereiding

Je stelt een groep samen.

Je moet de groep vooraf wel inlichten over het opzet, probleem en het procesverloop.

 

2. Verzamelen

Onder begeleiding worden de ideeën verzameld.

De begeleider zorgt ervoor dat iedereen aan het woord komt en dat er geen kritiek op ideeën wordt geleverd.

Belangrijk is dat er in de groep een productieve, creatieve, ontspannen en veilige sfeer heerst.

Deze fase valt meestal uiteen in 2 delen:

De fase waarin zo veel mogelijk verschillende losse ideeën worden opgesomd;

De fase waarin de losse ideeën worden geclusterd tot samenhangende blokken.

 

3. Evalueren

Na het verzamelen worden de verschillende ideeën systematisch besproken. Nadien kan men overgaan tot het nemen van besluiten of het stellen van prioriteiten:

bijv. welke clusters zijn het beste om als eerste aan te pakken?

 

Carroussel

Tijdens deze interactieve/coöperatieve werkvorm gaan de deelnemers samen op zoek

naar verschillende antwoorden bij een vraag, een stelling, een probleem,…

  • De leerlingen krijgen een vraag, stelling, probleem van de leerkracht.
  • Daarna gaan ze per twee zitten, met de gezichten naar elkaar

     (in twee kringen: binnen-en buitencirkel, of in twee rijen).

  • De duo’s delen informatie met elkaar, geven hun antwoorden op de vraag.
  • Hierna schuift de buitenste cirkel een plaats door, zodat iedereen over een nieuwe partner beschikt. Opnieuw wordt er informatie uitgewisseld.

Hoe vaak men doorschuift ligt niet vast.

 

Coöperatieve werkvormen

Leerlingen die coöperatief leren, werken op een gestructureerde manier samen in kleine, heterogeen samengestelde groepen.

De achterliggende gedachte is dat kinderen niet alleen leren van de interactie met de leerkracht, maar ook van de interactie met elkaar.

De leerlingen zijn actief met de leerstof bezig, ze praten er met elkaar over, wisselen meningen uit,… waardoor de inhoud meer betekenis voor hen krijgt.

 

Coöperatief leren is een waardevolle aanvulling op het didactische repertoire van de leerkracht.

De leerkracht kan korte coöperatieve activiteiten inpassen in een instructie, bijvoorbeeld om de voorkennis van de leerlingen te activeren (bv. met de 'placemat').

Door korte momenten van overleg worden de leerlingen geactiveerd en blijven ze betrokken.

In de verwerkingsfase kunnen de leerlingen aan de hand van coöperatieve werkvormen de uitgelegde leerstof toepassen en oefenen.

 

Coöperatief leren is niet hetzelfde als het werken in groepen of groepswerk. Coöperatief leren onderscheidt zich door een heel duidelijke strakke structuur die het werken in een groep zinvol maakt en er voor zorgt dat iedereen optimaal betrokken blijft. Hierbij is het belangrijk om onderstaande aandachtspunten voor ogen te houden.

  • Positieve wederzijdse afhankelijkheid
  • Individuele aanspreekbaarheid
  • Directe interactie
  • Samenwerkingsvaardigheden
  • Evalueren van product en proces.

 

Placemat 

Elk groepje van vier leerlingen krijgt een vel papier, met in het midden een rechthoek.

Vanuit de hoeken van de rechthoek trekken de kinderen lijnen naar de hoeken van het papier.

Op die manier ontstaan er nog vier vakken, voor elk groepslid één..

De leerkracht geeft een opdracht en elke leerling schrijft in zijn eigen vak

zijn ideeën en antwoorden op.

Daarna gaan de leerlingen overleggen en formuleren ze een gemeenschappelijk antwoord.

Dat schrijven ze op in de gemeenschappelijke rechthoek.

 

Daarop volgt de klassikale uitwisseling.

De samenwerkingsvaardigheden die aan bod komen, zijn:

luisteren, overleggen en overeenstemming bereiken.

De tijdsduur is tien tot vijftien minuten

 

Denken delen uitwisselen

Deze werkvorm zet leerlingen aan om na te denken over een open vraag en

geeft hen de kans om één of meerdere antwoorden te formuleren.

 

Op deze wijze wakker je de creativiteit en denkvaardigheid van leerlingen aan en

kun je verschillende oplossingen, inzichten en meningen met elkaar vergelijken.

  • De leerkracht stelt klassikaal een vraag. Op deze vraag moeten meerdere antwoorden mogelijk zijn, anders heeft het weinig zin om deze werkvorm te gebruiken.
  • De leerlingen denken vervolgens individueel in stilte na over mogelijke antwoorden. Eventueel schrijven ze hun antwoord(en) op.
  • Vervolgens bespreken ze met hun buur de gevonden antwoorden.
  • Uiteindelijk noteert de leerkracht klassikaal alle mogelijke antwoorden.

Zorg ervoor dat leerlingen voldoende individuele denktijd krijgen.

 

Drie b’s

Wat willen we behouden (bewaren), bannen (loslaten), bijsturen (toevoegen)?

Dat zijn de drie vragen waarmee we aan de slag gaan in deze evaluatiemethodiek.

Deze drie kernwoorden komen op een raster te staan.

Onder elk kernwoord is er voldoende plaats om aanvullingen van de deelnemers in op te nemen.

Het evaluatieraster is een eenvoudige, snelle en praktische manier om gedachten te ordenen en kan zonder problemen individueel als in groep ingezet worden.

 

Fotojacht

Het doel van deze methodiek is om concrete veranderingen die leerlingen voorstellen

in kaart te brengen.

Deze veranderingen kunnen zich voordoen op verschillende domeinen binnen de klas en

de school.

  • Laat de leerlingen foto’s maken van plaatsen, situaties,… binnen de klas of de school

     die ze graag anders zouden zien.

  • Of leerlingen mogen foto’s maken van leuke en minder leuke plekjes, situaties,...

     op de school en in de klas.

  • Leerlingen kunnen ook zelf leuke of minder leuke situaties in de klas of op de school uitbeelden (simuleren) en op foto vastleggen.

 

Gebruik de foto’s als aanzet om een ruimer gesprek te voeren met de leerlingen en

om daarna daadwerkelijke veranderingen door te voeren.

 

Groene envelop 

Deze methodiek is handig om alle leerlingen over een bepaald onderwerp te bevragen.

Elke klas ontvangt op hetzelfde moment een groene enveloppe met daarin

een bepaalde stelling, een voorstel of een vraag.

Elke klas noteert haar bevindingen, ideetjes of antwoorden en

bezorgt deze terug aan de afzender.

Uiteraard is het de bedoeling dat na deze bijeenkomst en het verzamelen van tal van ideeën, meningen en voorstellen hieraan ook een gevolg gegeven wordt.

 

Kringgesprek

Zorg er voor dat de klasopstelling toelaat dat de leerlingen elkaar kunnen aankijken. 

Het doel van een kringgesprek kan eigenlijk verschillende richtingen uitgaan:

bespreken van voorstellen, ervaringen en gevoelens delen, mededelingen doen,

afsluiten van de dag, afspraken opstellen en bespreken,…

 

Tijdens een kringgesprek probeert de leerkracht niet nadrukkelijk op te treden, maar

geeft hij/zij de leerlingen zoveel mogelijk kansen om verantwoordelijkheden op te nemen.

De kringmomenten worden dus vooral geleid door de leerlingen zelf.

Er kan gewerkt worden met specifieke taken zoals:

de gespreksleider of de verslagnemer,…

Deze taken zijn terug te vinden op een takenbord en worden beurtelings verdeeld

onder de leerlingen.

De taak van de leerkracht is dus niet het gesprek te leiden, maar te begeleiden en

uit deze momenten de nodige informatie te halen om deze in het latere klasgebeuren te integreren.

 

Van elke kring maken de leerlingen een kort verslagje.

Dit verslagje komt dan in een boek of een map terecht.

Uit de praatronde komen onderwerpen voor projecten, vrije werktijden,

leervragen voor onderzoekjes, ...

De afsluitronde zorgt voor een opvolging van gemaakte afspraken en

het opvolgen van de klasplanning.

 

Leeswand

Tijdens het werken met een leeswand willen we leerlingen de mogelijkheid geven

om elkaars teksten te lezen en te evalueren.

Met evalueren bedoelen we niet beoordelen, maar wel reflecteren over.  

In de klas is er een muur, een wasdraad of een tafel waar leerlingen hun eigen geschreven teksten mogen presenteren voor de groep.

De teksten van de leerlingen blijven daar gedurende een hele week hangen (of liggen)

Alle leerlingen uit de klas weten dat ze in de loop van de week de verschillende teksten mogen lezen en voorzien van commentaren of vragen.

Er is één spelregel: alle commentaren moeten positief zijn.

 

De klas

Deze bijeenkomsten worden in sommige scholen ook wel de raad of de kleine meeting genoemd. Dit overleg vindt plaats in de klas.

Tijdens dit overlegmoment kunnen de volgende zaken aan bod komen:

  • Op een begrijpelijke manier het waarom van de afspraken en regels uitleggen.
  • Samen met de leerlingen regels en afspraken leren opstellen en leren hanteren.
  • Conflicten leren hanteren:

het gevoel aanvaarden, maar daarom niet het gedrag,

de 2 partijen uitnodigen om hun verhaal te vertellen,

hun motieven laten uitspreken,

hen helpen een oplossing te zoeken die voor alle partijen aanvaardbaar is,…

  • Wijzen op wat leerlingen wel goed kunnen en doen.
  • Leerlingen het gevoel geven dat ze erbij horen,

     door ze verantwoordelijkheid te geven die ze aankunnen, door naar hen te luisteren.

  • Werken rond gevoelens door bijv. te leren om gevoelens en wensen op een aangepaste manier te uiten,…
  • Oefenen van sociale vaardigheden door bijv.

     te tonen hoe je bij een spel betrokken wordt,

     door te luisteren naar elkaars gevoeligheden, vragen,… en samen te zoeken

     naar oplossingen.

 

Muurkrant

De muurkrant is een groot schrijfblad dat ergens op een muur hangt

(liefst op een centrale plaats).

Op de muurkrant kunnen één of meerdere vragen of uitspraken geschreven staan.

De bedoeling is dat alle betrokkenen hierop hun mening, ideeën, voorstellen of antwoorden kunnen formuleren.

De muurkrant  is een handig middel om op korte tijd veel informatie in te winnen.

 

Lege stoel

Plaats in een kring een lege stoel en voldoende stoelen rondom voor de deelnemers.

De leerkracht  ‘gooit’ een vraag, stelling, probleem m.b.t. een bepaald thema in de groep.

Wanneer iemand uit de groep iets wil zeggen staat hij/zij op en gaat in het midden zitten om zijn/haar ideeën toe te lichten.

De andere deelnemers kunnen bijkomende vragen stellen ter verduidelijking.

Ze mogen uitsluitend vragen stellen.

Wanneer degene die in het midden zit de laatst gestelde vraag niet kan beantwoorden, wordt deze vraag aan de hele groep ‘gegeven’.

Wanneer een deelnemer een antwoord of een suggestie heeft voor de laatst gestelde vraag gaat hij/zij in het midden zitten en licht zijn/haar idee toe.

 

Wanneer de interactie stilvalt, kan de begeleider een bijkomende vraag of stelling

in de groep gooien.

Deze methodiek vraagt een veilig klimaat en een sterke begeleiding van de leerkracht.

 

Peer tutoring

Peer tutoring is een vorm van samenwerking waarbij twee kinderen samen

aan een taak werken.

Het ene kind begeleidt een ander kind bij het inoefenen of verwerven

van bepaalde leerinhouden.

Dit leidt tot verbeterde leerprestaties voor zowel het begeleidende kind (tutor),

als voor het begeleide kind (tutee).

 

De tutee krijgt individuele aandacht en uitleg,

waardoor er actief leergedrag met een hoog interactieniveau ontstaat.

De effectieve leertijd wordt vergroot.

Door de leerinhouden uit te leggen krijgt ook de tutor beter begrip van de inhoud.

Bovendien groeien beide leerlingen in zelfstandigheid en verantwoordelijkheid.

 

Naast resultaten op cognitief gebied zijn er dus ook resultaten op sociaal en emotioneel vlak.

 

Leerlingen moeten hier echter wel op voorbereid worden.

De leerlingen die de rol van  tutor krijgen, moeten goed op deze taak worden voorbereid 

 

Posterpresentatie

De bedoeling van een posterpresentatie is dat er een beknopte visuele voorstelling

wordt gemaakt van ideeën, oplossingen,…

  • De leerlingen bedenken 2 of 3 voorstellen en werken deze uit in een poster.
  • De poster wordt opgehangen.
  • Bij elk voorstel op de poster mogen de andere leerlingen een vraag/of een opmerking toevoegen. Dit doen ze met een andere kleurstift. Indien er geen plaats genoeg is om de vragen op te schrijven, kan je hier werken met gekleurde zelfklevende memo’s waar ze hun naam opschrijven.
  • Nalopen van de verschillende posters en de bijhorende vragen.

Waak erover dat er geen té negatieve of kwetsende zaken worden opgeschreven

 

Talentenboom

De talentenboom is een visuele voorstelling van waar leerlingen goed in zijn,

willen leren, interesse in hebben,…

 

In de boom hangen kaartjes met namen op en er staat ook iets bijgeschreven.

Aan de twijgen hangen kaartjes als:

 “ ik kan goed …(gamen), ik leer …(fotograferen), ik ben goed in…(zwemmen), ik hou van …(de scouts),…

 

Hoe meer de leerlingen iets delen (een interesse, vaardigheid,…)

hoe meer die ‘talenten’ in de richting van de stam(gemeenschappelijke deel) verplaatst worden.

 

Rondom de kruin hangen leervragen als : “ ik wil graag leren…(rolschaatsen), ik wil  … (de regel van 3 beter leren toepassen), ik snap niet hoe … (ik een website kan maken),…

 

Leerlingen kunnen ook nieuwe leervragen formuleren en ophangen op basis van de vaardigheden en interesses van de anderen (zie kruin en stam).

 

Wie iets vertelt over zichzelf of een leervraag stelt kan dus door anderen hierop aangesproken worden.

Er zijn twee regels bij het werken met de talenten boom:

  1. Je hebt het recht om hulp te krijgen.
  2. Je hebt de plicht om hulp te bieden.

 

Waterlijn

Deze werkvorm kan gebruikt worden als evaluatievorm.

  • Trek een horizontale lijn op je blad. Alles wat boven de waterlijn staat is ‘leuk’, ‘goed’, ‘haalbaar’,… alles wat onder de waterlijn staat is ‘moeilijk', ‘niet haalbaar", ‘niet goed’, ‘onzeker’,…
  • Hierna volgt een gesprek met de leerlingen.

 

Voor de leerlingen is wat ze getekend hebben een visueel geheugensteuntje voor het gesprek.

Het gaat hier niet om de kwaliteit van de tekening,

maar wel om de kwaliteit van het reflectiegesprek achteraf.

 



Maak jouw eigen website met JouwWeb